Anke van Oostveen. vouwen in je wang

vouwen in je wang

het zien van de maan die haar een laatste keer beschijnt
van je vader die ernaast op een matras op de grond ligt te slapen
de slinger van de staartklok die stil is gehangen door je broer,
zodat jij kan slapen op de bank in de woonkamer.
het zien van een glas dubbelfris in haar hand,
om de smaak van morfine weg te spoelen.

tot zover de feiten. jij hebt je eigen tekst.
de maan aan anderen vertellen (mooi rond vol fel) is hetzelfde als iets verzinnen.
je vertaling van de stille klok: dat jij niet kan slapen van de gedachte
dat de klok, de vader, de moeder niet de laatste minuten bijhouden.
je wil met ze de seconden tellen zoals op oudjaarsavond.

blijf bij de feiten: op de bank in een slaapzak de maan je ouders dubbelfris morfine.
zet jezelf op mute. je vraagt: kun je mij horen, je vraagt: kun je mij zien,
want jij ziet alleen je eigen tekst.

ze draagt een operatiehemd, haar kleren naar buiten gegooid
voor de wind om ze mee te nemen.
je bent poreus aanwezig zoals het wisselende licht tussen dag en donker, tussen feit en fictie.
je staat op mute. je vraagt in het schijnsel van de maan: kun je mij zien, kun je mij horen.
je staat op mute. de staartklok staat op mute. de tijd staat op mute.
niet het gesnurk van je ouders niet de dubbelfris niet het operatiehemd niet de alledaagsheid
niet de feiten: ze slapen hun laatste huwelijksnacht.

het beeld waarmee je in de slaapzak ligt: een dode vleermuis met opgekrulde pootjes,
de vleugels wijd uitgespreid, het bekje open in een krijs, het dier geeft schaduw op de tegels.
denken aan de vleermuis op de borst van je broer. het litteken dat achterblijft. feit is
dat je droomde over de vleermuis. feit is dat je sliep. je ontkent (wie slaapt er
in het oog van de dood). de slaapzak vouwde het bewijs van de slaap in je wangen.

zet je op mute. je vraagt: kun je mij horen, je vraagt: kun je mij zien.
je mag gezien willen worden, we leven niet in het donker.
je teksten zijn gedachten zijn vertalingen zijn echo’s om je stem te horen.
feit is dat ze wakker is, dat ze staart. je vertaalt haar zucht haar zicht (het staren) het gewicht
dat ze draagt. ze kan alleen doodgaan vanuit haar niemandsland, daarom kijkt ze door je heen.

ook jouw teksten beginnen bij een nulpunt. je moet alle kamers in alle gangen door
tot je nietigheid hebt gevonden: een lege eenzame plek waar je begint
die je helpt om woorden te geven aan wat je meemaakt.
de maan werpt schaduw, kom dan kijken. je staat op mute. je tekst: dag mama,
je tekst: het is erger de angst om te verliezen kwijt te raken
wat je nu verloren hebt zijn herinneringen van voor je woorden had
wie kan jou die tekst geven –

je bent poreus als het wisselende licht
je bent het niet altijd eens met je teksten. je bent het niet altijd eens met wat je ziet.
beide werelden zijn je uitwegen.
je sliep, je gezicht gevouwen als bewijs
geloof je nog dat dit gebeurde

Anke van Oostveen

Poëzie is voor Anke van Oostveen een samenraapsel van wat wij zeggen en denken samengevoegd in een tekst die wij niet zouden kunnen zeggen en denken. Ze studeert aan de Schrijversvakschool in Amsterdam, is oprichter van Woordenspoor, een poëzieroute in Oosterbeek, publiceerde eerder poëzie in De Optimist en een theaterdialoog voor Opendoek. Overdag is ze vertrouwenspersoon voor scholen en organisaties, is ze trouwambtenaar en heeft ze kinderen, een man en een hond.

Previous
Previous

Stefaans Coetzee. Gedigsiklus

Next
Next

Geert Viaene. Wie spreekt dezelfde taal